Van Tilburg naar Leuven fietste ik, een rechte streep naar het zuiden over voormalige spoorbanen die omgezet zjin naar snelfietspaden. Het was zomers weer, en de bidons raakten sneller leeg.
Waar ben ik, vroeg ik mij af, en dat was niet een vraag om te beantwoorden was met GPS-coordinaten. Ergens tussen Herentals en Aarschot, zoveel was zeker. Maar waar? Het Vlaamse landschap dat ik had verwacht van huizen (vrijstaand) en straten (banen). Had het hier een naam? Was dit een dorp of toch niet?
Ineens moest ik terugdenken aan een term die ik jaren terug las: nevelstad. Stad, maar dan in verdunde vorm. Mijn rechte lijn op de kaart ging er dwars door heen.
Mijn rechte lijn op de kaart is mijn wereldbeeld, mijn voorbereiding. Mijn bidons raken leeg op de tocht door de nevelstad. Op OpenstreetMap staan openbare watertappunten vermeld, en zo rijd ik vol goede moed naar knooppunt 85, oftewel de gemarkeerde ster op de kaart. Om te ontdekken dat er wel een fonteintje staat, maar dat die kapot is.
Het was nog 12 kilometer naar de volgende echte stad (zo één met winkels, die in noodgevallen ook water verkopen)